Op 21 maart a.s. voeren geneeskundestudenten, artsen en andere betrokkenen actie voor een betere stagevergoeding voor coassistenten. Ook zijn geneeskundestudenten een petitie gestart, zie: https://petities.nl/petitions/geef-coassistenten-een-goede-stagevergoeding?locale=nl. Maar waarom moet de stagevergoeding voor coassistenten eigenlijk verbeterd worden? In dit bericht leggen we het uit!
Een goede stagevergoeding is een randvoorwaarde voor studeren onder goede omstandigheden. Het laat waardering zien voor het werk wat coassistenten leveren. Door een te lage stagevergoeding hebben geneeskundestudenten financiële zorgen, moeten zij extra lenen (en hun studie duurt al langer dan andere WO-studies), of voelen zij zich genoodzaakt een bijbaantje te nemen, terwijl hun studiewerkweek tijdens de master gemiddeld al meer dan 50 uur duurt. Een goede stagevergoeding verbetert dus de randvoorwaarden van de studie.
Andere stagiairs in ziekenhuizen (zowel bij de cao-ziekenhuizen als cao-umc’s) krijgen wél een stagevergoeding (in ziekenhuizen vanaf januari 2023 €460, in umc’s €379) maar coassistenten zijn daarvan uitgesloten. Dat is niet eerlijk. We lopen allemaal stage. Deze stagevergoeding moet gelijkgetrokken worden. Nota bene noemt de NFU in het Raamplan Artsopleiding 2020 de coschappen ook gewoon “stageplekken” en “praktijkstages”.
In de gehandicaptenzorg is in de cao wél een stagevergoeding voor coassistenten gerealiseerd, van €100 per week. Dat kan in andere zorginstellingen ook!
De afwezigheid van een goede stagevergoeding, de lange duur van de studie en de financiële lasten tijdens de master geneeskunde kunnen een reden zijn voor (aspirant) studenten om niét te kiezen voor de studie geneeskunde. Dit vergroot kansenongelijkheid en verkleint uiteindelijk de diversiteit van de artsenpopulatie.
Het tegenargument dat coassistenten later veel gaan verdienen moet niet meewegen in de beslissing omtrent een stagevergoeding. Ten eerste is dit argument gebaseerd op een generalisatie, aangezien dat niet voor alle vervolgberoepen geldt, en juist ook de jonge klarenproblematiek laat zien dat niet iedere arts verzekerd is van een baan in de richting van zijn of haar keuze. Ten tweede zijn er legio andere vakgebieden waarvoor ook geldt dat het salarisperspectief goed is, terwijl daar wel vergoedingen bij stages gelden. Tenslotte is een stagevergoeding geen voorschot op een toekomstig salaris.
Een ander veelgehoord tegenargument is dat coassistenten geen bijdrage leveren aan “de productie”. Dit is niet steekhoudend. Ten eerste: een stage gaat om leren; als het doel werken is, zou het minimumloon betaald moeten worden. Ten tweede: als je vindt dat enige mate van productie leveren of iets toevoegen aan de patiëntenzorg een voorwaarde is voor de stagevergoeding, dan voldoen coassistenten daaraan: zij zien veel (nieuwe) patiënten, dragen bij aan de dossiervoering, het voorbereiden van besprekingen en visites en het assisteren bij ingrepen (natuurlijk allemaal binnen de grenzen van het leren, zoals hoort bij een stage). Nota bene beschreef het ministerie van OCW (in een servicedocument Hoger Onderwijs, d.d. 1-12-2020, p.3) dat coassistenten “een belangrijke bijdrage leveren aan de patiëntenzorg”.
Doe dus mee aan de actiedag 21 maart: maak een filmpje om je steun uit te spreken voor de stagevergoeding voor coassistenten en teken onze petitie!